De Ragdoll

Geschiedenis

Het verhaal gaat...
De oorsprong van dit prachtige ras ligt in Riverside, Californië, een stadje onder de rook van Los Angeles. Het verhaal gaat dat een witte Angora-achtige poes met de naam Josephine (foto), gewond raakte bij een auto ongeluk. Door ingrijpen van mensen uit de buurt werd Josephine nog op tijd naar de dierenkliniek van de Universiteit van Californië gebracht, waar ze dankzij een goede verzorging uiteindelijk is opgeknapt. Toen Josephine na haar ongeluk weer zwanger raakte, waren de kittens die ze vanaf dat moment kreeg veel liever en aanhankelijker dan de kittens die ze voor ongeluk had gehad. Ook hadden deze kittens een mooiere vacht, waren ze groter en hielden ze zich helemaal slap als je ze optilde.

Ann Baker, die al bezig was met fokken van experimentele Perzen en de buurvrouw was van de eigenaar van Josephine, merkte deze verandering bij de kittens van Josephine op. Vanaf dat moment raakte raakte Baker zeer geinteresseerd in de nakomelingen van Josephine. Ze wist in elk geval drie kittens (volgens Baker van verschillende onbekende vaders) van haar te bemachtigen: Buckweat, een donkere burmaanachtige poes. Daddy Warbucks, die er min of meer uit zag zoals de seal point mitted Ragdoll van nu. En Raggedy Ann Fugiana, een bicolour poes. Raggedy Ann Fugiana was ook meteen het laatste kitten van Josephine dat Baker had weten te bemachtigen.

Het einde van Josephine
Met de oermoeder van het Ragdollras liep het slecht af. Josephine, die nog altijd eigendom was van Bakers buren, de Pennels, had weer een nestje kittens toen de hond van de Pennels zich voor de zoveelste keer met de kittens ging bemoeien. Josephine, als beschermende moeder, raakte meer dan eens met de hond in een gevecht verzeild. Naar verluid was Mr. Pennels daar op een dag zo zat van dat hij Josephine met haar hele nestje naar het asiel heeft gebracht, waar ze zijn afgemaakt. Al bestaan er van dit deel van het verhaal, net als het verhaal van het auto ongeluk, meerdere versies die nogal uiteenlopen, en wat er precies met Josephine is gebeurd valt al lang niet meer te achterhalen.

Gelukkig kon Ann Baker met de kittens van Josephine die ze had weten te bemachigen, het fundament van het Ragdollras leggen. Daddy Warbucks was Bakers favoriet en vooral hij bepaalde haar visie over hoe de ideale Ragdoll eruit moest komen te zien: een pointkat met een mitted aftekening, blauwe ogen en (toendertijd) een witte staartpunt. Echter, niet alle katten die zij gebruikte voor de ontwikkeling van haar ras waren point katten zoals Daddy Warbucks, ze gebruikte in de loop der jaren ook volledig gekleurde katten en burmeesachtige types. In 1965 registreerde zij haar eerste katten als Ragdolls: Raggedy Ann Kyoto, een seal mitted die bijna gelijk was aan zijn vader Daddy Warbucks, en Raggedy Ann Tiki, een chocolate dochter van Buckwheat en wederom Daddy Warbucks.

Baker begon in 1970 met haar eigen stamboomregistratie, de I.R.C.A (International Ragdoll Cat Association). De naam Ragdoll, en de naam Raggedy Ann die ze voor de roepnamen van al haar Ragdolls zette, waren geïnspireerd op de destijds in de VS razend populaire Raggedy Ann & Raggedy Andy lappenpoppen. Haar Ragdolls deden Baker denken aan deze lappenpoppen vanwege het feit dat ze zich, wanneer je ze optilde, net zo ontspannen slap hielden als een lappenpop.

Ann Baker
Overigens moet men weten dat Ann Baker een vrij opmerkelijke en excentrieke vrouw was, die er af en toe vreemde denkbeelden op na hield en in de loop der jaren nogal paranoia over haar katten werd. Zo was ze er namelijk heilig van overtuigd dat de opmerkelijke karakterverandering bij de kittens van Josephine was gekomen doordat men op de Universiteit van Californië tijdens Josephine's herstel stiekem genetisch aan haar gesleuteld zouden hebben. Oftewel, ze zouden volgens Baker Josehpine's DNA veranderd hebben. Een absurde gedachte natuurlijk, gezien het feit dat zoiets, zeker in die tijd, niet mogelijk was. Maar Ann Baker was er zeker van, zoals ze er ook van overtuigd was dat haar Honeybears (een ander experimenteel ras waar ze mee bezig was) waren geinjecteerd met het DNA van een stinkdier en zoals ze naar het schijnt ook beweerde dat sommige van haar katten iets met buitenaardse wezens te maken zouden hebben. Jaren later verklaarde ze weer dat het ontstaan van de Ragdoll uit Josephine een 'Act of God' was. Ook het fabeltje dat Ragdolls geen pijn zouden kunnen voelen is voornamelijk door Baker zelf in de wereld gebracht. Gelukkig is er vandaag de dag niemand meer die dat nog geloofd.
In elk geval wist ze in 1975 met haar Ragdoll ras zover te gaan dat er een patent op de naam Ragdoll en haar ras kwam, iets wat nog nooit eerder vertoond was in de kattenwereld. Niemand mocht zonder haar toestemming met deze katten fokken, en fokpoezen werden onder strikte voorwaarden en af en toe absurde regels verkocht. Ze hield de touwtjes graag stevig in handen. Hiernaast, op de foto, zie je Ann Baker met Raggedy Ann Kyoto, een zoon van Daddy Warbucks, en daarnaast Raggedy Ann Kookie Tu. Beiden zagen eruit zoals Baker het ras voor ogen had, in haar favoriete kleur en variëteit.

Haar doel
Eigenlijk was haar doel niet zozeer het fokken van een ras dat er precies zo uit zag als deze vroege seal mitteds, het was slechts haar ideaalbeeld van hoe zij vond dat een mooie Ragdoll eruit zag. Wat Baker vooral wilde was een ras creëeren die extreem zachtaardig was, zeer makkelijk in onderhoud, van grote schoonheid, makkelijk in omgang, waar mensen als een blok voor zou vallen en die zo populair zou worden dat iedereen er wel eentje zou willen.
Waarschijnlijk hoopte ze een soort multinational van de kattenwereld te worden, en het pattenteren van haar ras was een stap in die richting. Het pattenteren probeerde ze trouwens niet alleen met de Ragdoll, maar ze creëerde en hield tegelijkertijd meerdere van haar experimentele rassen naast elkaar. De naam Honeybear is ook lange tijd gepatenteerd geweest, tot zelfs nog maar enkele jaren terug. Sommige van die experimentele rassen zijn uiteindelijk min of meer in de huidige Ragdoll opgegaan, en ook in de Ragamuffin, en in wat we nu als de mink, sepia en solid Ragdolls kennen.
Al haar experimentele rassen registreerde Baker bij haar eigen vereniging, de I.R.C.A. Uiteindelijk is alleen de door haar gecreëerde Ragdoll een wereldwijd verspreid, erkend en populair ras geworden. Alleen rijk zal Ann Baker er nooit van geworden zijn, hoe hard ze dat ook geprobeerd heeft, door alles met strenge regels, contracten en pattenten in eigen hand te houden.

Een eerste scheiding onder de allereerste Ragdollfokkers
Baker's grote frustratie en woede was namelijk (gericht op) het echtpaar Dayton. De Daytons hadden in 1969 een eerste fokpaartje bij haar gekocht. Dit was echter nog vóór Baker een patent op het ras had aangevraagd. De Daytons hadden nooit een overeenkomst met Ann Baker ondertekend, zij waren dus niet gebonden aan Bakers regels en konden hun eigen fokprogramma volgen. En dat is dan ook precies wat ze deden. Hoewel Baker, die zich bedrogen voelde, alles in werk stelde dit te voorkomen, tot in de rechtzaal aan toe, had ze juridisch gezien geen poot om op te staan.

Het echtpaar Dayton was enkel geïnteresseerd in de point Ragdolls met blauwe ogen, voorkomend in de kleuren seal, blue, chocolate en lilac en variërend met verschillende hoeveelheden wit (colourpoint, mitted en bicolour) Oftwel: de Ragdoll zoals veel mensen die nu kennen. De Daytons hebben heel hard gewerkt het ras erkend te krijgen bij de grote gevestigde stamboekorganisaties. Ze zochten met afwisselend succes toenadering tot deze organisaties, en de TICA was de eerste grote stamboekorganisatie die het ras erkende.
Met de catterynaam Blossom-Time zijn de Daytons een van de belangrijkste grondleggers geweest voor het voortbestaan van het ras, en het is voornamelijk aan hen te danken dat de Ragdoll bekend is geworden bij het grote publiek. Zij begonnen ook met het registreren van de Ragdolls, hun stambomen en het in kaart brengen van het ras, onder de naam de "Ragdoll Societey". Later zou deze overgaan in de RFC (Ragdoll Fanciers Club) en tegenwoordig heet deze club de RFCI (met I als toevoeging voor International). De RFCI speelt vandaag de dag nog altijd een grote rol bij het in kaart brengen van het ras, en de genetische kaart wordt nog elk jaar up to date gebracht.

Vanaf het moment dat de Daytons van Baker scheiden, vond er ook in het ras een scheiding plaats. Er was een groep die volgens de visie van de Daytons fokten, met de blauwogige colourpoint Ragdolls, de Ragdoll zoals veel mensen die nu kennen. Alle deze Ragdolls hadden, voor zover na te gaan was, één ding gemeen: ze waren allemaal rechtstreeks terug te leiden tot oermoeder Josephine. Via de Daytons raakten ook steeds meer mensen buiten de Verenigde Staten geïnteresseerd in de Ragdoll. Al gauw werden de eerste katten naar het Verenigd Koninkrijk geëxporteerd. Lulu Rowly en Pat Brownsell uit het Verenigd Koninkrijk kochten twaalf Blossom-Time Ragdolls bij de Daytons en gingen onder de catterynamen Petil-Lu en Patriarca verder met het ras in hun land. Zij waren het begin van de Ragdoll in Europa. Dat het ras met grote sprongen aan populariteit begon te winnen en nu ook Europa bereikt had was ironisch genoeg voor Ann Baker vooral de verdienste van de Daytons, en niet die van haar, en zij hield hier dan ook geen cent aan over.

De fokkers die nog wel fokten volgens Bakers regels, en dus nog aangesloten waren bij de IRCA, beperkten zich niet speciefiek tot de blauwogige colourpoint Ragdolls. Zij fokten ook nog met Ragdolls die we nu mink's, sepia's en solid's noemen. Maar ook de 'groep van de Daytons' kunnen in theorie mogelijk met mink Ragdolls gefokt hebben, omdat niet door elke fokker het verschil tussen een mink en een colourpoint is opgemerkt en het soms erg lastig te zien is. Destijds bestonden DNA-testen om de kleur te bepalen ook nog niet.

Ondertussen nam de frustratie en paranoia bij Ann Baker omtrent haar katten toe. Ze bleek niet in staat te zijn veel van haar originele Ragdolllijnen, waaronder naar verluid die met veel lilacs en chocolates, te behouden, en beschuldigde andere fokkers er lukraak en onterecht van dat ze haar katten vergiftigd hadden. Ook was ze niet (meer) in staat haar (vele) katten voldoende te verzorgen, er heersten met regelmaat virussen en ziektes in haar cattery. Daarnaast leidde de hoge royalties, die de fokkers die bij de IRCA aangesloten waren moesten afdragen aan Ann Baker, ook tot steeds meer frustratie. Verschillende fokkers keerden zich van haar af, maar bleven toch doorfokken met de Ragdoll. Sommige daarvan zochten weer toenadering tot de groep van de Daytons. In 1994 kwam het tot een grote uitbarsting. De laatste IRCA fokkers waren het helemaal zat en besloten niet langer met Baker verder te willen gaan. Zij hadden echter één probleem. Hun Ragdolls waren niet beperkt tot de blauwogige colourpoint, maar kwamen voor in alle kleuren. Bovendien waren ze niet allemaal terug te leiden tot oermoeder Josephine. Omdat ze niet alle Ragdolls die geen colourpoints waren wilden uitsluiten voor het ras, was voor hun aansluiting bij de groep van de 'Daytons', geen mogelijkheid. Ook konden ze de katten niet langer als Ragdoll registeren vanwege de getekende overeenkomst die ze met Baker hadden. Er zat niks anders op dan dat deel van het ras onder een nadere naam verder te laten gaan: de Ragamuffin.

Dit - kleine - groepje van deze ex-IRCA fokkers is in de loop der tijd met de Ragamuffin verder gegaan, en hebben hun eigen weg gezocht om deze afsplitsing van Baker's Ragdoll als een appart ras geregistreerd te krijgen. Vandaag de dag is hun ras nog steeds in ontwikkeling. Bij de Ragamuffin zijn alle kleuren en varieteiten geaccepteerd. Ragamuffin- fokkers streven een iets andere rasstandaard na dan Ragdoll-fokkers, en in tegenstelling tot de Ragdoll zijn bij Ragamuffins, tot 2010, wel uitkruisingen met enkele andere rassen toegestaan, waaronder de Ragdoll en de Pers. Dit om de genenpoel uit te breiden en te komen tot een beter type kat dat voldoet aan hun na te streven rasstandaard. De foto hiernaast is van een Ragamuffin (champagne mink met wit, oftwel een chocolate mink bicolour) die hun rasstandaard goed benadert. Tussen het huidige type Ragamuffin en het huidige type Ragdoll zijn inmiddels kleine verschillen ontstaan. Het is niet moeilijk te bedenken dat de Ragdoll en Ragamuffin, als twee apparte maar zo nauw verwante rassen, op enigzins gespannen voet naast elkaar leven. Er is vandaag de dag dan ook veel discussie tussen Ragamuffin en Ragdollfokkers en tussen Ragdollfokkers onderling, over de mink, sepia en solid Ragdolls danwel Ragamuffins. Een aantal mink, sepia en solid lijnen zijn ooit geregistreerd als Ragdolls, en daarmee zijn hun nakomelingen ook Ragdolls. Andere minks, sepia's en solids zijn dat niet, en dus Ragamuffins.
In de praktijk ligt het dus niet zo makkelijk, en dit is een van de belangrijkste redenen waarom het geen vaart zal lopen met de erkenning van de minks, sepia's en solids als Ragdolls. Toch worden inmiddels door veel Ragdollfokkers, zeker in Europa, de solids en in mindere mate ook de minks en sepia's geaccepteerd als Ragdolls.

De Ragdoll tegenwoordig
Inmiddels is het ongeveer veertig jaar geleden dat Ann Baker met de Ragdoll begon. En hoewel ze een eigenaardige vrouw was, hebben we het toch aan haar en de Daytons te danken dat we nu van dit ras kunnen genieten. Ann Baker is zelf in 1997 overleden. De geschiedenis van de Ragdoll is terug te vinden in hun stambomen. Alle Ragdolls moeten eigenlijk via alle lijnen terug te leiden zijn tot Josephine, maar door de jaren heen is er ook veel ingekruisd met andere rassen, zoals onder meer Perzen, Heilige Birmanen en Balinezen. Dit omdat fokkers nieuwe kleuren wilden en soms was het gewoon stamboomfraude, om wat voor reden dan ook begaan. In het verleden zijn dergelijke kruisingen met een ander ras vaker wel dan niet verzwegen en je vind dit dus ook lang niet altijd terug in stambomen of de genetische kaart. Officieel echter, mag de Ragdoll met geen enkel ander ras worden gekruisd.
Veel Ragdolls zullen van de Blossom-Time lijnen van de Daytons komen, een aantal Ragdolls zijn ook zonder tussenkomst van Blossom-Time op originele IRCA lijnen van Baker te herleiden. Dergelijke lijnen worden nu de traditionele lijnen genoemd. Onder de niet traditionele lijnen verstaat men de lijnen met inkruisingen voor o.a. nieuwe kleuren, zoals het rood en het tabby, hoewel er ook lijnen zijn waarbij het rood en tabby vanuit de solids komt.

Ragdolls met veel Patriarca en Petil-Lu in de stamboom worden "Engelse lijnen" genoemd. Opvallend is dat de Ragdolls uit 'puur' Engelse lijnen een iets ander uiterlijk hebben dan het Amerikaanse type Ragdoll. Dit komt vooral omdat de fokkers in Engeland na het prille begin van Patriarca en Petil-Lu erg weinig nieuwe lijnen geïmporteerd en uitgewisseld hebben, en erg veel hebben teruggekruisd. Het inteeltpercentage in puur 'Engelse' stambomen ligt vaak ook hoger dan bij Ragdolls uit Amerikaanse lijnen. Het Engelse type ligt wel dichter bij het type zoals de vroege Ragdoll eruit zag, en voor een aantal fokkers in het Verenigd Koninkrijk en daarbuiten is dit de enige echte Ragdoll.

Omdat er bijna net zoveel meningen als fokkers zijn, en fokkers in de loop der jaren nog al eens van mening veranderen, iets anders willen of nieuwe ideëen krijgen, is ook de rasstandaard van de Ragdoll voortdurend in beweging geweest. Zo heeft men de afgelopen jaren de ingfokte kleuren rood en bijbehorende varianten, en ook de aftekening tabby opgenomen in de rasstandaard. De zo kenmerkende witte staartpunt bij de mitted is ooit vrij plotseling uit de rasstandaard geschrapt, en sindsdien plots niet meer toegestaan. Bij de meeste en in elk geval de grootste kattenorganisaties op de wereld is de Ragdoll nu officieel erkend, maar alleen als colourpoint kat met blauwe ogen.
De TICA blijft voor veel Ragdollfokkers van oudsher het belangrijkste register, als eerste grote stamboekorganisatie die het ras erkende. Afhankelijk van de meningen van fokkers over waar ze met het ras heen willen, zal het ras zich blijven ontwikkelen en zal de na te streven rasstandaard waarschijnlijk altijd wel iets veranderd blijven worden. De laatste jaren is bij de serieuze fokkers de aandacht veel nadrukkelijker gaan liggen bij de gezondheid van het ras, want het ras heeft net als veel rassen wel degelijk grote erfelijke gezondheidsproblemen te maken, in de vorm van o.a. HCM, PKD & CIN.
De ontwikkelingen zijn de afgelopen jaren op medisch gebied ook enorm vooruit gegaan en tegenwoordig wordt er, in Nederland en België door serieuze fokkers elk jaar opnieuw bij een specialist gescreend op eventuele hart en nierproblemen. Op die manier zijn er al een hoop problemen boven water gekomen, en dat maakt het fokken er niet gemakkelijker op. Ook zullen er in de verre en misschien wel nabije toekomst meer DNA testen beschikbaar komen die bepaalde erfelijke afwijkingen al in vroeg stadium kunnen opsporen. Het is de vraag hoe de Ragdollfokkers daarmee om zullen gaan. Het ras is met zijn 40 jaar nog relatief jong en de genenpoel is niet zo verschrikkelijk groot. Het is dan ook moeilijk te voorspellen hoe het de Ragdoll over nog eens veertig jaar zal vergaan.

Nederland
In Nederland is de Ragdoll ruim vijftien jaar geleden, in 1990, voor het eerst geïntroduceerd. In het begin werd er niet of nauwelijks serieus mee gefokt, maar halverwege de jaren negentig begon het ras hier in rap tempo aan populariteit te winnen. Hiernaast een foto van Jozefientje, de eerste of één van de eerste Ragdolls in Nederland. Zij kwam uit Engelse lijnen van Patriarca en Petil-Lu, met daarachter Blossom-Time lijnen van de Daytons. Enkele jaren terug is ze op een leeftijd van iets meer dan 15 jaar aan ouderdom overleden.
Na het millenium werd het ras hier zo populair dat er in korte tijd ontzettend veel fokkers bij zijn gekomen, al fokt een groot deel maar op zeer beperkte schaal. Immers, ook alleen maar één keertje bij je Ragdollpoes een nestje nemen is fokken en vereist de registratie van een cattery. De immense catteries in de VS, die bijna als bedrijven gerund worden, zijn hier (gelukkig) een onbekend fenomeen. De populariteit van het ras lijkt in Nederland, maar ook in de rest van de wereld nog steeds te groeien. Met het internet is het tegenwoordig makkelijker om over de hele wereld met andere Ragdollfokkers contact te zoeken. "Nieuwe lijnen" (waar nog niet veel van is in Nederland) worden veelal uit de VS of Canada geimporteerd, maar tegenwoordig ook meer binnen Europa. Landen met relatief veel Ragdollfokkers zijn onder andere Zweden, Finland, Duitsland, Nederland, België, het Verenigd Koninkrijk, Canada en de Verengide Staten.

© www.amraynald.nl / Met dank aan Judith Bos voor het ter beschikking stellen van deze info.